Klimaatverandering vraagt meer dan ooit om internationaal samenwerken aan rivierbeheer

maandag 03 oktober 2022

Rivieren als de Rijn en de Maas stromen door meerdere landen voordat ze in Nederland in zee uitkomen. Wij merken benedenstrooms hoe men bovenstrooms met de rivieren omgaat, bijvoorbeeld bij droogte, overstromingsgevaar en vervuiling. Daarom is internationale samenwerking in deze stroomgebieden noodzakelijk, stelt Tobias Renner in zijn proefschrift. Klimaatverandering maakt deze stelling nog urgenter.

Sharing International Rivers

“Te veel water, te weinig water, hittestress en stijging van de zeespiegel,” Tobias Renner noemt ze nog maar even op: enkele uitdagingen waar we voor staan met de klimaatcrisis. “Mensen beseffen het vaak niet, maar de Europese afspraken in de Kaderrichtlijn Water, zijn een groot goed”, zegt Renner, programmamanager Water en Bodem bij de provincie Noord-Brabant. Met die duidelijke Europese richtlijn is grensoverschrijdend samenwerken aan het beheer van rivieren iets makkelijker dan in andere delen van de wereld. Toch blijven er uitdagingen. Taal- en cultuurverschillen, verschillende budgetten en andere organisatiemodellen kunnen zorgen voor ruis op de lijn. Renner onderzocht hoe grensoverschrijdende samenwerking precies werkt en wat die samenwerking tussen Nederland en Duitsland in de Rijndelta heeft opgeleverd aan gezamenlijk beleid. Hij besluit zijn proefschrift “Sharing International Rivers, regional cross-border cooperation between The Netherlands and Germany” met het benoemen van een aantal strategieën voor landen die rivieren delen om beter te kunnen samenwerken.

“We zitten allemaal in hetzelfde schuitje”

“Vorig jaar hadden we een overstroming van de Maas. Dit jaar hebben we te maken met droogte. Binnen vijf jaar hebben we vier droge zomers gehad. Hoe gaan we daarmee om?” De stijging van de zeespiegel kan ook betekenen dat het grondwater verzilt. In Brabant halen we drinkwater uit de grond, maar de droogte kan de drinkwatervoorraad uitputten. Renner vraagt zich hardop af: “Misschien moeten we op termijn ook drinkwater uit zeewater maken? Of moeten we brak water ontzilten?” Volgens Renner wordt er vanuit Nederland soms heel snel naar andere landen gekeken als de waterstanden in de rivieren lager worden. “Terwijl we allemaal in hetzelfde schuitje zitten en bovenstrooms vaak weinig kunnen sturen bij extreem weer. Dat is waarom we als provincie grensoverschrijdend met buurlanden moeten werken”. In zijn proefschrift formuleert Renner verschillende stappen om succesvol samen te werken met andere landen.

Stap 1: luisteren en kennis uitwisselen

Allereerst is het belangrijk om je af te vragen wat je uit de grensoverschrijdende samenwerking wilt halen. “En wat wil het bovenstroomse buurland eigenlijk?” Nederland is meestal het benedenstroomse land, behalve bij de Dinkel in Oost-Nederland. “Die rivier komt Nederland binnen en stroomt dan weer naar Duitsland (en van daaruit via de Vecht terug naar Nederland). In de samenwerking zag je in het verleden dan soms een heel andere mindset, namelijk als bovenstrooms land. Men denkt dan: ‘Ja, maar dat water stroomt toch naar Duitsland’”. Daarom is het belangrijk om goed naar buurlanden te luisteren. “Het simpelste wat je daarna kan doen is kennisuitwisseling. Hoe pakt bijvoorbeeld Vlaanderen de klimaatadaptatie aan? Dat willen wij nu concreet oppakken. Onlangs kwam een onafhankelijke droogtecommissie met aanbevelingen om de droogte in Brabant aan te pakken. We hebben een Vlaamse hoogleraar hydrologie en waterbeheer, Marijke Huysmans, gevraagd in deze commissie plaats te nemen. Wij willen weten wat we van elkaar kunnen leren.”

Stap 2: hoe kan je leren van elkaars beleid?

Na kennisuitwisseling omschrijft Renner in zijn proefschrift als tweede stap in de samenwerking hoe landen kunnen leren van de manier waarop je beleid formuleert. “Dat kan heel praktisch zijn: Vlamingen hebben een regel voorgeschreven als je een nieuw huis bouwt, ben je verplicht regenwater op te vangen en voor toiletspoeling in huis te gebruiken. Op sommige vlakken kunnen we van onze buurlanden leren, en soms ligt Nederland voor op andere landen”.

Stap 3: gezamenlijk uitvoeren van projecten

Renner benadrukt dat het niet moet blijven bij kennisuitwisseling, maar dat het belangrijk is om met buurlanden concrete projecten op te zetten. Dat kan ieder in het eigen land, of gezamenlijk in hetzelfde stroomgebied. Daarvoor loopt bijvoorbeeld nu een verkenning rond de Tongelreep in Eindhoven samen met België. “Ga je nog een stapje verder, dan werk je in het grensgebied samen. We hebben op de Duits-Nederlandse grens twee projecten uitgevoerd op die manier: bij de Dinkel en in het Vechtdal, waar we, direct op de grens, gezamenlijk een Grensmeander hebben aangelegd (om de rivier meer ruimte te geven). Dan ga je echt een uitvoeringsproject doen met je buren, dat is niet makkelijk. Dat financier je samen en je doorloopt verschillende vergunningsprocedures”.

De institutionele ritssluiting en andere uitdagingen

“Op zo’n moment wordt het interessant,” zegt Renner. Er zijn namelijk nog meer uitdagingen te overbruggen in de internationale samenwerking. De buurlanden hebben verschillende doelen, wettelijke voorschriften en planvormen. Ook de organisatiestructuur van beide landen is belangrijk in de samenwerking. “Het leuke en moeilijke is dan de institutionele ritssluiting. De ene organisatie zit qua bevoegdheid net wat anders in elkaar en dat moet je op elkaar afstemmen. Rond de Maas wordt het dan helemaal leuk, want daar heb je wel vijf landen die met elkaar moeten samenwerken,” zegt hij lachend. Natuurlijk heb je ook te maken met de verschillende mensen, culturen en middelen. “Wij zijn een waterland, we hebben hiervoor zoveel menskracht en geld beschikbaar. Dat is niet bij alle buurlanden hetzelfde.”

Tobias Renner_grensoverschrijdende samenwerking rivieren_ foto EUREGIO-GPRW
Fotograaf: EUREGIO-GPRW

Praktische uitvoering

Al deze kennis kan Renner toepassen als programmamanager Water en Bodem bij de provincie Noord-Brabant. Zo werd de hoogwateraanpak (HOWABO) in Den Bosch vorig jaar met de overstromingen in Limburg nog urgenter, werken zijn Limburgse collega’s aan een draaiboek voor een volgende vloedgolf en hoogwatervoorspellingen en werd vorig jaar in samenwerking met andere partijen het grondwaterconvenant getekend. “Dit najaar kunnen we met onze Vlaamse buren over dit convenant in gesprek, aangevuld met het advies over droogte. We gaan heel praktisch verwoorden waar we naartoe willen werken in Brabant en de rest van Zuid-Nederland en dan afstemmen met Vlaanderen”.

Voor Renner is het helder: kijk over de landsgrenzen heen als je iets wilt doen aan klimaatadaptatie en een goede waterkwaliteit van een grote rivier. “Afspraken zoals de Kaderrichtlijn Water heb je bijna nergens anders ter wereld. Daar kan je je gelukkig mee prijzen, want we zijn echt afhankelijk van onze bovenstroomse buurlanden”.

Auteur: Marjolein Bezemer

« Terug

Sluiten