Klimaatadaptatie in Brabant en Limburg: een nieuw normaal bij een veranderend klimaat

dinsdag 14 juli 2020

Als gevolg van klimaatverandering wordt het weer extremer: we krijgen vaker te maken met hitte, wateroverlast, droogte en overstromingen. De effecten hiervan zijn omvangrijk en raken bewoners, bedrijven en overheden op alle schaalniveaus. Vandaar dat de handen ineen worden geslagen om de samenleving hierop voor te bereiden. Hieronder een uiteenzetting wat er zoal gebeurt op dit vlak en hoe anderen daaraan kunnen bijdragen, specifiek in een bebouwde omgeving.

De noodzaak van klimaatadaptatie

Ondergelopen kelders en straten die blank staan door noodweer, 400 extra doden in Nederland tijdens de hittegolf van juli vorig jaar en boeren die het moeilijk hebben tijdens de droge zomers. Een greep uit de voorbeelden die laten zien dat extremer weer niet een probleem is dat ver in de toekomst ligt; de nadelige gevolgen zijn nu al voel- en merkbaar. De voorspelling is dat extreme neerslag in 2050 bijna drie keer vaker voor zal komen dan nu. Extreme hitte en langdurige droogte zorgde in 2018-2019 in verschillende sectoren voor bijna een miljard euro aan schade. Er is dus noodzaak om ons aan te passen aan de gevolgen van extremer weer. Dit proces noemen we klimaatadaptatie. Het is niet alleen verstandig om on als samenleving aan te passen aan het veranderende klimaat – om risico’s en daarmee onkosten te verkleinen – maar zeker ook aan te bevelen om de kwaliteit van de leefomgeving van mensen te behouden en te verbeteren. Het vergroenen van een straat zorgt bijvoorbeeld niet alleen voor minder hitte en een betere infiltratie van regenwater, het heeft ook een positief effect op de gezondheid van inwoners en draagt bij aan een leefbare wijk.

Een grote boom zorgt voor evenveel verkoeling als tien airco's

Afbeelding 1: Een grote boom zorgt voor evenveel verkoeling als tien airco’s

Gezamenlijke opgave: we kunnen het niet alleen

Het klimaatadaptatievraagstuk is groot en complex. Overheden wijzen de weg door hun eigen gedrag aan te passen en initiatieven te nemen, bijvoorbeeld met het toepassen van nieuwe concepten, zoals waterpleinen, in het inrichten van de openbare ruimte. Dit is echter niet voldoende. Het merendeel van het grondgebied is namelijk in handen van andere partijen; zo’n 70% van de oppervlakte in steden is privaat terrein. Wat de opgave nog complexer maakt, is dat klimaatadaptatie maatwerk is; kwetsbaarheden verschillen per gebied en per functie. Zo heeft stedelijk gebied meer last van opwarming dan landelijk gebied, door het zogenoemde ‘urban heat island effect’ (UHI). De belangrijkste oorzaak van UHI is de absorptie van zonlicht door de donkere materialen die aanwezig zijn in bebouwd gebied en de relatief lage windsnelheden. Het verschil in temperatuur tussen zo’n hitte-eiland en de omliggende omgeving kan wel oplopen tot 13 graden. Daarnaast is er een veelvoud aan adaptatiemaatregelen te bedenken, van groene daken tot hitteplannen, en van wadi’s tot afkoppelen van regenwater. Welke maatregelen nodig zijn om het probleem aan te pakken hangt af van de lokale omstandigheden en niet elke maatregel is generiek toepasbaar. Er zal dus met verschillende partijen gezocht moeten worden naar de beste maatregelen voor een specifieke locatie.

In een bebouwde omgeving is de rol van overheden voornamelijk het aanjagen van vernieuwing en stimuleren van ontwikkeling. De betrokkenheid is nodig van bewoners en ontwerpers (op het niveau van woningen, straten en wijken), terreinbeheerders en boeren (voor openbaar groen, natuurgebieden, landbouw en landschap), bedrijven (op het gebied van parkmanagement en innovaties) en ook het onderwijs heeft een rol te spelen. Een voorbeeld hiervan is Ontwerplab Eindhoven, waarin gemeente, waterschap en TUE Urban Labs de samenwerking opzoeken voor een klimaatrobuuste stedelijke inrichting als onderdeel van de Masteropleiding Urbanism.

Niet alleen voor het nemen van maatregelen zijn andere partijen nodig, maar ook om klimaatadaptatie te verbinden aan andere opgaven zoals de energietransitie of de woningbouwopgave en om meekoppelkansen gezamenlijk te benutten. In de recent verschenen Strategie Klimaatadaptatie Zuid-Nederland wordt een gezamenlijke koers aangegeven. We maken in Limburg en Brabant ruimte voor een klimaatbestendige inrichting van straten, wijken, steden en buitengebied. We maken gebruik van natuurlijke processen en brengen die terug waar we kunnen, ook in een stedelijke omgeving. We doen lokaal wat kan en schalen op waar nodig. En we haken zo goed mogelijk aan bij lopende processen en investeringen, vanuit de overtuiging dat we samen breder gedragen en meer integrale oplossingen kunnen vinden.

Kansen en knelpunten

Gelukkig beginnen we niet bij nul. Niet alleen in de wetenschap, maar ook in de praktijk bestaat er steeds meer aandacht voor klimaatadaptatie. In Zuid-Nederland (Brabant en Limburg) staat het onderwerp reeds een aantal jaren prominent op de agenda bij overheden. Droogte op de hoge zandgronden en hoogwaterveiligheid bij met name grote rivieren waren al eerder in beeld, later verbreed met onderwerpen zoals hittestress in stedelijke gebieden. Ook op nationale schaal wordt er volop aandacht besteed aan klimaatadaptatie. Sinds in 2017 het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) verscheen (met een jaarlijkse update rond Prinsjesdag) neemt de aandacht voor klimaatadaptatie gestaag toe. Dit Deltaplan beschrijft maatregelen om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten en een langjarige en planmatige aanpak, met verschillende stappen die moeten worden doorlopen. Zo moeten alle overheden een ‘stresstest’ uitvoeren waarin potentiële kwetsbaarheden binnen een gebied worden geïdentificeerd. De volgende stap is het voeren van zogenoemde ‘risicodialogen’, of klimaatdialogen, waarin een overheid met verschillende partijen aan tafel gaat om bewustwording rondom dit thema te creëren, te bespreken welke klimaatrisico’s (in kaart gebracht met behulp van de stresstest) acceptabel zijn en welke niet. Ook worden gezamenlijk de prioriteiten bepaald waaraan gewerkt gaat worden, wat uiteindelijk zal landen in een uitvoeringsprogramma met adaptieve maatregelen. Dit proces van regels naar ruimte bieden voor de omgeving past goed bij de Omgevingswet, en vraagt om het overwinnen van koud water vrees en het achter ons laten van het ‘oude denken’.

2.jpg

Figuur 1: voor een omgevingsgerichte dialoog moet koudwater vrees worden overwonnen om uiteindelijk van regels naar ruimte bieden te kunnen gaan.

Onderzoek laat zien dat de stresstesten overal in meer of mindere mate zijn uitgevoerd. Maar de stap maken naar de dialogen blijkt in de praktijk vaak ingewikkeld. Gemeenten blijven lang hangen in de ‘tussenfase’ tussen stresstest en dialoog, mede doordat het voorbereiden van zo’n risicodialoog vragen oproept. Hoe breed nodig je je stakeholders uit en op welke schaal? Wie geef je wel en niet een plek aan tafel? En heb je wel de goede mensen in huis met de juiste competenties om zo’n dialoog te begeleiden? Het vraagt immers om mensen die de technische gegevens uit een stresstest kunnen vertalen zodat het voor verschillende partijen begrijpbaar is, die om kunnen gaan met tegenstrijdige belangen en opgaven met elkaar kunnen verbinden. Tegen de achtergrond van een krappe personeelsbezetting liggen deze mensen niet voor het oprapen. Tot slot vraagt deze nieuwe manier van (samen)werken ook om een balans tussen opgavegericht en energiegericht werken. Bij opgavegericht wordt gekeken en te werk gegaan vanuit knelpunten die in de stresstest naar voren zijn gekomen; op deze plekken ga je aan de slag. Bij een energiegerichte aanpak wordt gezocht naar energie in de samenleving; wat zijn de drijfveren vanuit de omgeving en hoe kan hierop worden ingehaakt? Het zoeken naar die balans kost tijd en energie, maar levert ook nieuwe kansen op.

Ontwerpend ruimtelijk onderzoek

Ruimtelijk ontwerpers, creatieve verbinders en transitiedenkers kunnen helpen bij het vinden van die juiste balans. Woningbouwcorporaties, ontwerpers en projectontwikkelaars zijn dan ook partijen aan wie wordt gedacht bij het organiseren van een klimaatdialoog. In bestaand bebouwd gebied gaat het om het anders inrichten en beheren van het gebied (zie kader: ondergrondse waterberging). Ook bedrijventerreinen (vergroenen en verduurzamen) en wijkgericht werken (kansen voor vergroten van de leefbaarheid) zijn aanknopingspunten om een kwaliteitsimpuls te geven aan klimaatadaptatie in een stedelijke omgeving.

Kadertekst.png

Voor nieuwbouw zijn er vergevorderde plannen om klimaatadaptatie op te nemen in het programma van eisen. Daarbij gaat het alleen al in Brabant om 120.000 woningen tot 2030. Wanneer die klimaatadaptief en energieneutraal worden gebouwd, levert dat een enorme winst op voor het klimaatadaptief maken van de bebouwde omgeving, en tegen slechts geringe meerkosten. Ter illustratie hiervan: in Zuid-Holland hebben opdrachtgevers, corporaties en ontwikkelaars onlangs gezamenlijk een dergelijk convenant opgesteld om meer water op te vangen op woning- en straat-niveau, daarmee inspelend op een veranderend klimaat. Hetzelfde is gedaan voor droogte en hitte (zie overzicht). Momenteel wordt verkend hoe dit in Brabant en Limburg op een vergelijkbare manier overgenomen kan worden. Een dergelijke publiek-private samenwerking biedt kansen om de nieuwe woningen klimaatbestendig te ontwikkelen en hiermee schade of dure herstelmaatregelen in de toekomst te voorkomen.

Tabel 1: Overzicht van ontwerpeisen bij klimaatadaptief bouwen (convenant Zuid-Holland). Te zien is dat niet alleen aandacht is voor het opvangen van neerslag, maar ook het tegengaan van droogte, hittestress, bodemdaling en overstromingsrisico’s in stedelijk gebied. De norm van 70 mm/u aan piekberging wordt door een toenemend aantal gemeenten opgenomen in een Hemelwaterverordening.

1.png

Kijkend naar de toekomst ligt er niet alleen een uitnodiging aan stedelijke professionals om bij te dragen door het inbrengen van expertise, kennis en vernieuwende vormen van samenwerken, maar ook inhoud te geven aan klimaatadaptatie als het nieuwe normaal: omdat het nodig is, maar ook omdat het ons verder brengt en nieuwe kansen biedt.

Dit artikel verscheen eerder op de website van Service Magazine.

« Terug

Sluiten