Van klimaatscenario’s naar klimaatadaptatie: zo maak je de vertaalslag

donderdag 25 januari 2024

Op 9 oktober 2023 werden de KNMI’23-klimaatscenario’s bekendgemaakt. Alarmerend, urgent, en zelfs eng – een greep uit de reacties op het rapport door inwoners, ondernemers en experts. Voor de professionals die werken aan klimaatadaptatie was de boodschap al snel helder: klimaatadaptatie is essentieel en nu nodig om Nederland in de toekomst leefbaar te houden. De scenario’s zijn zonneklaar, maar hoe kunnen we er concreet mee aan de slag? Onderzoeker Janette Bessembinder van het KNMI helpt ons op weg.

2024: een nieuw jaar in een onzekere toekomst. Wat vaststaat is dat het klimaat verandert en dat deze veranderingen gevolgen hebben voor onze veiligheid, onze gezondheid en de natuur. Zeker is ook: hoe meer CO₂-uitstoot, hoe warmer het op aarde wordt en hoe meer de zeespiegel stijgt. Wat nog onduidelijk is, is wat en hoeveel er gedaan gaat worden om de gevolgen te beperken. De nieuwe nationale KNMI’23-klimaatscenario’s tonen prognoses voor toekomstige klimaatomstandigheden als de CO₂-uitstoot hoog blijft en als de uitstoot drastisch vermindert. Beide scenario’s zijn doorgerekend voor een droge en een natte situatie. Ze laten zien dat hitte, droogte, zeespiegelstijging en zware buien in alle situaties toenemen. Daarover en over wat er nog meer in de klimaatscenario’s staat, publiceerden we eerder dit nieuwsbericht.

Adviseur en onderzoeker bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) Janette Bessembinder beleefde ruim drie maanden geleden samen met haar collega’s van het KNMI een hectische tijd van presentaties, interviews én een webinarserie voor de Hogeschool van Amsterdam (HvA), waar ze werkt als lector Klimaatgeletterdheid. Dit gesprek vond ook plaats in die drukke periode, maar is nog steeds even relevant als toen.

We kijken verder en breder dan in 2014

Het is niet de eerste keer dat Bessembinder meewerkte aan berekeningen voor klimaatscenario’s. De nieuwe vervangen de vorige klimaatscenario’s uit 2014. Waarom was het nodig die te vervangen? Wat is het verschil tussen de KNMI’23- en de KNMI’14-klimaatscenario’s?

De nieuwe scenario’s bestaan uit scenario’s waarin weinig wordt gedaan om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen (‘H-scenario’s) en scenario’s waarin daar veel aan wordt gedaan (‘L-scenario’s). “In tegenstelling tot eerdere modellen, kijken we nu verder in de toekomst, vertelt Bessembinder. “Namelijk tot het jaar 2150 en voor zeespiegelstijging zelfs tot 2300. Eerder keken we niet verder dan deze eeuw.” Zijn deze jaartallen niet veel te ver weg voor het maken van beleid? “Dat lijkt misschien zo”, antwoordt Bessembinder, “maar als we niet ver genoeg vooruitkijken, hebben de maatregelen die we nemen op de langere termijn misschien geen zin.” Dat we inmiddels zoveel verder vooruit kunnen kijken, hebben we te danken aan de klimaatmodellen die gebruikt worden door het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties. Die modellen kunnen nu verder vooruitkijken dan in 2014. “Ook heeft het KNMI geïnvesteerd om de modellen langer te laten draaien.”

Maar er is nóg iets anders vergeleken met de vorige scenario’s. Bessembinder: “De in klimaatmodellen gebruikte veranderingen in uitstoot en concentraties van broeikasgassen zijn nu explicieter gekoppeld aan de wereldwijde Shared Socio-economic Pathways (SSP's). Dat zijn de geprojecteerde sociaaleconomische mondiale veranderingen tot het jaar 2100, zoals het IPCC ze noemt. Klimaatscenario’s zijn gebaseerd op allerlei natuurkundige, biologische en chemische wetten, die bij elkaar een stevige basis bieden om ver in de toekomst te kunnen kijken. Deze onderliggende fysische processen kun je met meer zekerheid schetsen dan de socio-economische processen. “Maar dat laatste, dáár hebben we als mens de grootste invloed op”, vertelt Bessembinder.

Minder zomerse regen en meer zeespiegelstijging

Naast de veranderingen in de toegepaste methode zie je ook duidelijke verschillen in de resultaten tussen 2014 en 2023. “Zo wijzen alle modellen er inmiddels op dat de hoeveelheid regen in de zomers afneemt, terwijl er in 2014 nog scenario’s waren waarin toename van zomerneerslag werd geprojecteerd”, vertelt Bessembinder. Daarnaast zijn er nieuwe verontrustende inzichten over zeespiegelstijging. Bessembinder: “De H-scenario’s zijn bijgesteld en laten nu een grotere stijging zien dan eerder. Het smelten van de ijskap van Antarctica heeft juist in Nederland een grote invloed op de zeespiegelstijging.” Tegen het einde van deze eeuw zou de zeespiegel al meer dan twee meter hoger kunnen zijn. “Belangrijk om te weten is dat de zeespiegel vertraagd reageert op klimaatverandering. En die stijging houdt ook niet zomaar op. In het meest ongunstige scenario zou de zeespiegelstijging in 2300 kunnen oplopen tot ongeveer 17,5 meter.”

Klimaatmitigatie én -adaptatie: allebei is nodig

Bessembinder benadrukt dat de zeespiegelstijging uiteindelijk niet meer te stoppen is. De oplossing bestaat uit twee delen. “We moeten met volle kracht inzetten op klimaatmitigatie. De uitstoot van broeikasgassen moet zo snel mogelijk omlaag, om erger te voorkomen”, zegt Bessembinder. “Tegelijk zien we dat het klimaat al ís veranderd en dat dat niet meer valt terug te draaien. Dat betekent dat klimaatadaptatie ook noodzakelijk is. Je kunt niet het een doen zonder het ander: dat zou leiden tot gigantische risico’s en kosten. Niets doen aan mitigatie of adaptatie wordt altijd duurder dan wel iets doen.”

“Het klimaat is al veranderd. Dat betekent dat klimaatadaptatie noodzakelijk is.”

De vertaalslag naar de praktijk

De nieuwe klimaatscenario’s liggen er, met een duidelijke boodschap: snel handelen is nodig. Maar hoe kunnen adaptatieprofessionals, ondernemers en ambtenaren deze scenario’s het best vertalen naar de praktijk? Zijn er concrete aanknopingspunten? “De praktische toepassing van de klimaatscenario’s is helaas niet de primaire expertise van het KNMI”, begint Bessembinder haar antwoord. “Wel hebben we bij de nieuwe klimaatscenario’s geprobeerd het accent meer bij de gebruikers van de scenario’s te leggen. Zo hebben we dit jaar casestudies toegevoegd op basis van KNMI-cijfers, die zijn uitgevoerd door professionals uit verschillende sectoren. Het KNMI weet veel over klimaatverandering, maar niet per se over de gevolgen van klimaatverandering voor de samenleving, of over de communicatie eromheen. Daar hebben we andere deskundigen voor nodig. En ambtenaren. Het is belangrijk dat ambtenaren ook meepraten om aan te geven wat zij nodig hebben. Denk dus mee, laat je horen op het groeiende aantal plekken waar dat kan. Een voorbeeld daarvan is het Klimaatonderzoek Initatief Nederland (KIN). Dit is een samenwerking die is opgezet door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschap (KNAW). Hierin worden meer mensen en partijen in projecten meegenomen om die vertaalslag naar de praktijk te kunnen maken.”

Bessembinder vervolgt: “Naast meedoen aan initiatieven als het KIN, is er ook al een aantal concrete hulpmiddelen beschikbaar waarmee je als ambtenaar aan de slag kunt. Zoals de Nationale Maatlat Klimaatadaptief Bouwen, de Klimaatonderlegger en het implementatiegedeelte van het Europese programma LIFE-IP.” Deze hulpmiddelen vind je, naast vele andere, op het hulpmiddelenoverzicht van klimaatadaptatiebrabant.nl.

Welke scenario’s zijn relevant voor jou?

Tijdens het ontwikkelen van de KNMI’23-klimaatscenario’s maar ook in de periode erna, probeert het KNMI te reageren op zoveel mogelijk verzoeken en vragen. Mensen vragen Bessembinder vaak welk scenario ze het beste kunnen gebruiken. “Daar kan ik geen antwoord op geven”, zegt ze. “Maar ik probeer een gebruiker wel te helpen met bedenken welke vragen hij of zij zichzelf kan stellen. Zoals: wat is het meest relevant voor jouw situatie? In steden wordt hitte meer een probleem dan op andere plekken: in 2100 kan het (in de H-scenario’s) 50 graden worden in steden.” Bessembinder waarschuwt dat ‘relevant’ iets anders is dan ‘waarschijnlijk’: “In het verkeer houd je ook geen rekening met het gemiddelde gedrag. De meeste mensen doen het goed. Je houdt rekening met het afwijkende gedrag, dát is relevant.” De vergelijking met het verkeer gebruikt ze vaker, omdat “het vergelijken met herkenbare situaties ambtenaren kan helpen om de complexe scenario’s en keuzes onder de aandacht te brengen bij burgers en bestuurders”.

“Het vergelijken met herkenbare situaties kan ambtenaren helpen om de complexe scenario’s en keuzes onder de aandacht te brengen bij burgers en bestuurders.”

De volgende klimaatscenario’s

De urgentie is voelbaar, er is geen tijd te verliezen. Dat geldt ook voor onderzoek naar de volgende KNMI-klimaatscenario’s. Die komen waarschijnlijk rond 2030, omdat er dan een nieuw IPPC-rapport zal verschijnen. “We denken nu al na over de opties en wat er eventueel anders moet”, vertelt Bessembinder over de volgende klimaatscenario’s en de presentatie daarvan. “We monitoren momenteel hoe mensen op de nieuwe scenario’s reageren en welke vragen naar boven komen. Dat doen we onder meer via gebruikersbijeenkomsten, enquêtes over verwant materiaal (zoals tools en infographics), en samenwerking in interdisciplinaire projecten. Daarbij proberen we het bewustzijn en de kennis over de klimaatscenario’s te vergroten bij relevante doelgroepen aan de hand van nieuwsbrieven, interviews en symposia.” Op 25 januari 2024 organiseert het KNMI bijvoorbeeld een achtergrondsymposium over de KNMI’23-klimaatscenario’s. En op 30 januari wordt ‘De staat van ons klimaat 2023’ gepubliceerd, een soort jaaroverzicht.

De gevolgen voor Noord-Brabant in de Klimaateffectatlas

De KNMI’23-klimaatscenario’s zijn gemaakt voor Nederland en de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De effecten van klimaatverandering voor onze provincie zijn op hoofdlijnen in kaart gebracht in de Klimaateffectatlas Brabant. Deze interactieve atlas maakt visueel duidelijk hoe hitte, extreme neerslag en droogte gaan veranderen in Noord-Brabant en wat de kwetsbaarheden zijn. Zo laat de atlas bijvoorbeeld zien hoe het aantal tropische dagen in 2050 toeneemt en wat de maximale waterdiepte op een bepaalde plek is na een extreme regenbui.

Het kost tijd om de KNMI’23-scenario’s te verwerken in nieuwe kaarten voor de atlas. Daarom zijn de huidige kaarten in de meeste gevallen nog op de oude KNMI’14 klimaatscenario’s gebaseerd. Medio 2024 zullen de nieuwe kaarten waarschijnlijk klaar zijn en krijgt de Klimaateffectatlas een update.

Hoewel de scenario’s ons helpen met vooruitkijken, is het ook belangrijk om af en toe terug te blikken. Zo houden we overzicht en kunnen we patronen ontdekken. Daarom heeft Stichting Climate Adaptation Services een infographic gemaakt waarop zichtbaar is wat voor extreem weer zich de afgelopen zes jaar heeft voorgedaan in Brabant. Dit is een samenvatting van de jaarlijkse weeroverzichten, die allemaal terug te vinden zijn op de pagina Klimaatverhalen van klimaatadaptatiebrabant.nl.

 nfographic Extreem weer in de afgelopen zes jaar

« Terug

Sluiten